Vrijzinnig geloven is een vragende manier van geloven
Columns


Oude voetpaden
Een aantal hartenkreten in deze ontwrichtende tijd die mij raakten.
De eerste van Frits Spits, de man van o.a. “De Taalstaat”. Hij houdt een vurig pleidooi tegen het gebruiken van taal als wapen. Zowel in het publieke als in het persoonlijke domein.
Hij droomt van de schoonheid van taal als tegenwicht tegen oorlogsretoriek en vijandigheid. Daartoe riep hij zijn lezers in dagblad Trouw op een “verpletterend mooie zin” in te sturen waarmee de inzender de wereld mooier wil maken. Frits Spits noemt het de Trap van de Schoonheid die ons naar omhoog kan leiden. “Een bliksemflits van onze roep om een wereld waarin het anders zou moeten en kunnen. Een gang van hoop met woorden die we met elkaar willen delen”, aldus Frits Spits.
Ja die hoop. Onuitputtelijke bron. Voor zover we ons eraan durven laven. Mooi wat daarover in de inzendingen langskwam van Judith Herzberg: ”Hoop is de schuchtere broer van moed”. Die woorden resoneren, in de poëzie van Huub Oosterhuis, als op het licht geijkt. Nu lukt het inzenden van een zin moeilijk zonder het gebruik van taal. Opmerkelijk daarbij is de opgenomen uitspraak van Ludwig Wittgenstein: ”De grenzen van mijn taal zijn de grenzen van mijn wereld”. Ik denk dat het juist daar voorbij die grens gebeurt. In de uitwisseling met elkaar. Die bliksemflits, de vonken die ontstaan in die ruimte. De tussenruimte, waar we het al eerder over hadden via de jonge Duitse filosoof Hartmut Rosa. Daar waar oprecht delen plaatsvindt.
De tweede hartenkreet die mij trof was die van de onlangs overleden pianist Alfred Brendel: “Naast liefde vormen muziek en humor de fenomenale bonussen die deze rare planeet ons te bieden heeft”. Geweldig toch? Waar muziek ons in de wereld van de schoonheid brengt spreekt de verstilling. Van Brendel, die eveneens dichter was, is dan ook de uitspraak: “The word ‘listen’ contains the same letters as the word “silent”.
Als laatste hartenkreet de lichttekst die Ingrid onlangs uitsprak. Wat een mooi ritueel toch in ons Witte Kerkje. Het terugkerend delen van woorden die we ijken aan het licht van de paaskaars. Woorden van Rumi die, zo leidde Ingrid het treffend in, aansluiten op ons aller gevoel in deze tijd. Het gevoel alleen maar op je eigen vierkante kilometer van invloed te kunnen zijn. “Vrede begint in jezelf. Een enkele glimlach kan al een ziel genezen. Vind zelf een balans tussen hart en verstand”. Ik broedde erop voort. Dezelfde Rumi die zei: “Laat zien wat er in je hart omgaat en verberg het niet. Opdat ik kan laten zien wat er in mijn hart omgaat en waartoe ik in staat ben”. Dan zijn we in staat van ieders vierkante kilometer eén uitgestrekt vreedzaam gebied te vormen. Zo gaan we schuchter en tastend onze wegen. Gedreven door de hoop van het onbenoembare.
Onder het zichtbare schrift van zijwegen,
grintwegen, boerenwegen,
verborgen onder stapels gekapt rijshout,
loopt een ander schrift: de oude voetpaden.
(…)
Wij maken het tezamen,
ook jij, op een winderige dag,
wanneer het vroeg of laat is op aarde.
Wij schrijven de paden, en de paden blijven bestaan,
en de paden zijn verstandiger dan wij
en weten al datgene wat wij wilden weten.
Lars Gustafsson (1936 – 2016)
Wilna Zonneveld